Het bloemenveld was een mooi uitgestrekt veld waarin veel bloemen stonden. Het was de ideale plek voor veel paarden, maar niet voor Shetan. Hij was slecht en hield niet van de plekken waar hij zich niet kon schuilen. Als hij hier iemand tegen zou komen zou hij zich niet kunnen verstoppen. Hij zou alleen maar naar diegene toe kunnen gaan of wegrennen. Maar hij was trots en slecht dus wegrennen kwam niet in hem op. De wind waaide niet hard. Hij voelde hoe zijn manen en staart af en toe lichtjes werden opgetild. Hij zag de bloemen dansen in de wind. Dit was niet was niet zijn favoriete plek.
Ineens had hij het gevoel dat er naar hem gestaard werd. Wie of wat keek er naar hem? Hij rook geen geur van een ander dier. Het dier stond dus aan de kant van hem waar de wind vandaan kwam. Hij keek is goed maar zach helemaal niks en niemand. Hij zuchtte en nam een hap van een bloem. Dat was dan wel weer fijn aan zo'n veld dat er gras groeide. Toch bleef er ergens in zijn hoofd een stemmetje roepen: "Je wordt begluurt door iemand." Shetan schudde is met z'n hoofd en nam nog een hap van het gras. Het smaakte hem goed.
De zon begon steeds meer te schijnen en Shetan werd ongerust. Het stemmetje in zijn hoofd bleef maar doorgaan: "Je word begluurt." Shetan was het stemmetje zat en galoppeerde een stukje tussen de bloemen die er stonden. Maar ineens stond hij stil. Hij rook iets. Degene die hem begluurde was verplaatst. Of de wind was gedraaid. Maar Shetan wist nu wel dat hij begluurd werd.